Dit blad Acheter un appartement en Espagne
Dit blad Immobilier espagne
Dit blad afdrukken
Klimaatgordels of vegetatiegordels in de Aragonese of Centrale Pyreneeën.
Zie ook plantenvertaallijst Nederlands-Spaans.
Men spreekt van een HOOGGEBERGTE als een gebergte gemiddeld een topografische hoogte heeft hoger dan 1500 meter. In Europa zijn dit de Alpen, de Pyreneeën en de Kaukasus.
Elke 100 m die men stijgt, daalt de temperatuur met 0,5°C. Ook zijn noordhellingen kouder dan zuidhellngen. Lagere temperaturen leiden tot snellere condensatie en zorgen voor meer vochtigheid. Het is gekend dat hoog in het hooggebergte ook meer onweersbuien voorkomen dan lager. Omdat flora (bomen en planten) gevoelig is aan deze facturen, ontstaan er op deze manier in bergzones vegetatiegordels. Theoretisch ontstaan op de berg schuin lopende vegetatiezones omdat de vegetatie op zuidhellingen doorgaans op grotere hoogte groeit dan op noordhellingen. In werkelijkheid zijn ze meestal niet scherp afgelijnd en variëren ook plaatselijk volgens de oriëntatie, licht en schaduw, afscherming tegen wind, de soort bodem, enz. ... .
Jeneverbes.
1.- De COLLIENE
gordel (Sp.: piso colino): ligt tussen 500
tot 1000 m hoogte. Dit gaat over de ganse omgeving aan de voet van de Spaanse Pyreneeën, waar ook de vakantiehuizen zich bevinden. Dit gebied heet Ribagorza. De vegetatie is er duidelijk mediterraan beïnvloed en bestaat
hoofdzakelijk uit eiken. Op zonnige en arme ondergronden groeien de steeneik (Sp.: encima, Aragón carrascal) en de hulsteik (Sp.: quejigo - Quercus x subpyrenaica), de boom bij uitstek van Ribagorza, veelal met een ondergroei van buxus (Sp.: boj). Deze eiken zijn vaak ook gemengd met de grove den (Sp.: pinus sylvestris) en zeldzamer met de zwarte den (Sp.: pino negro, pino laricio, pino nigra) en de aleppoden (Sp.: pino carrasco - pinus halepensis). Het struikgewas bestaat vooral uit de jeneverbesstruik (Sp.: chibros o enebros), kermiseik (Sp.: coscoja, coscolla), rozemarijn (Sp.: romero) en steekbrem (Sp.: aliaga - genista scorpius). Op vlakkere plaatsen heeft de mens veelal weiden of akkers gemaakt. Karakteristiek voor de teelten in deze streek zijn graan, olijfbomen (Sp.: olivos) en amandelbomen (Sp.: almendros).
Gemengd loofbos, montane gordel.
1000 jaar oude steeneik te Lecina (Sierra de Guara): diameter kruin 18 m, diameter stam onderaan 1,5 m.
2.- De MONTANE
gordel
Het gaat over de hoogten tussen 1000 en 1800 m. Ook deze vegetatie is in de Centrale Pyreneeën mediteraan beïnvloed. In midden- en zuideuropa vindt men op deze hoogten meestal loofbossen, vooral eikenbossen (Sp.: robledales) en beukenbossen (Sp.: hayedos). Dit is niet zo op de zuidflanken van de Spaanse Pyreneeën, tenzij op enkele plaatsen, o.a. in Valle de Arán. Hier zijn o.a. volgende soorten sterk aanwezig:
- de 'grove den' (Sp.: pino albar o royo o pinus sylvestris), door de grotere aanwezigheid van licht en het drogere klimaat.
- hulsteik (Sp.: quejigo - Quercus faginea). De hulsteik komt meest voor op deze hoogten in de Aragonese Pyreneeën, gelegen ongeveer in het midden tussen de Atlantische en Middelandse Zee. Hij houdt van wat men noemt submediterraan klimaat. Hij staat meestal niet te dicht bij zijn buur en krijgt zo meer zon. Het een half bladverliezende boom (Sp.: semicaducifolio)
- het stekelige struikgewas 'gedrongen stekelbrem' (Sp.: erizón - Echinospartum horridum)
- buxus (Sp.: boj - Buxus sempervirens).
Voorgrond: bos van hulsteik (Sp.: quejigar)
Het blad van de hulsteik gelijkt op het blad van de bij ons gekende hulst.
Gedrongen stekelbrem, zorgt voor een gele schijn over de bergen.
Iets hoger treft men de beuken (Sp.: haya - Fagus sylvatica) aan. De beuk houdt van iets meer mist, minder licht en buien met een zekere regelmaat. Tussen de beuk komt ook vaak de spar (Sp.: abeto - Abies alba) voor.
3.- De SUBALPINE
gordel (Sp.: piso subalpino).
Is gelegen tussen 1700 en 2400 m. Dit is het gebied van hoofdzakelijk naaldbomen als de spar en zwarte den (Sp.: pino negro) tot aan de boomgrens. Hier groeien ook struiken als de jeneverbes (Sp.: chinebro), de rhododendron en veel uitgestrekte bergweiden (Sp.: pasto of tasca). De lucht is hier ijl,
de temperatuur laag en de vochtigheid iets hoger. Als men spreekt van 'alpenfauna' bedoelt men dieren
die hier leven als de eekhoorn, alpensalamander, adder en vele insecten.
Ze zijn meestal donkerder dan soortgenoten uit lagere streken. Veel
insecten zijn zwaar behaard: apollovlinder, hommels, vliegen,... . De
gems, steenbok, sneeuwhaas, sneeuwmuis en marmot leven enkel op deze
hoogte.
Subalpine gordel: zwarte den.
Natuurlijke subalpine bergweide. |