SPAANS ROMAANSE STIJL, MOZARABISCHE STIJL, LOMBARDISCHE STIJL |
|
Catalonië had een sterke zeemacht en had goede contacten met Noord-Italië (Lombardije) . In het begin van de 11e eeuw verspreidde de Lombardische stijl zich in nog geen 25 jaar in een groot deel van Catalonië en een groot deel van het toenmalige Aragón (het huidige Acheter un appartement en Espagne en Sorbrarbe). De gewone muren werden door plaatselijke metselaars gebouwd, terwijl de nieuwe technieken door werkploegen van steenkappers en bouwmeesters uit Lombardije werden uitgevoerd. Deze eenvoudige kerken zouden spoedig de complexere mozarabische verdringen. Catalonië had een sterke zeemacht en had goede contacten met Noord-Italië (Lombardije) . In het begin van de 11e eeuw verspreidde de Lombardische stijl zich in nog geen 25 jaar in een groot deel van Catalonië en een groot deel van het toenmalige Aragón (het huidige Immobilier espagne en Sorbrarbe). De gewone muren werden door plaatselijke metselaars gebouwd, terwijl de nieuwe technieken door werkploegen van steenkappers en bouwmeesters uit Lombardije werden uitgevoerd. Deze eenvoudige kerken zouden spoedig de complexere mozarabische verdringen. Islamitische overheersing van Spanje Gedurende 7 eeuwen bezetten de Arabieren Spanje. In het jaar '714', drie jaar na de invasie in Zuid-Spanje kwamen de Arabieren aan te Zaragoza. Deze mensen met lichtbruine tot zwarte huidskleur, afkomstig uit Noordwest-Afrika, werden door de Spanjaarden Moren genoemd. Ze overheerstten de vallei van de Ebro in 718, maar geraakten slechts een 100 km verder noordwaarts. In Noord-Spanje konden zich enkele christelijke staatjes handhaven: Navarra, Noord-Aragón en Catalonië. Tussen deze staatjes en het Moorse gebied lag een dunbevolkt niemandsland. De streek rond de vakantiehuizen vormde de grenszone. 400 jaar later werden de Moren terug uit Zaragoza verdreven door de Christenen (in 1118). De Islamitische bezetting hielt langst stand in Granada in Zuid-Spanje met 781 jaar soevereiniteit en verdrijving in 1492.
De Romaanse bouwkunst 'Romaans' is de eerste grote stijl in de Westeuropese middeleeuwse kunst en is gesitueerd rond de jaren 1000 tot 1200. Het grote rijk van Karel de Grootte verbrokkelde in veel kleine gebieden. Maar boven alle twisten en het geharrewar om grenzen en privileges zorgde het Christendom via de Benedictijnen kloosters voor eenheid. Deze kloosters hadden uniforme orderegels en waren de grote leermeester voor bouwlieden over de grenzen heen. Voor het eerst ontstaat de behoefte om volledig stenen kerken te bouwen. Dit is niet vanzelfsprekend en zeker niet voor het overwelven van muren. De platte grond was een latijns kruis, een hoofdbeuk al of niet met zijbeuken en dwarsschip. De ingang was steeds west georiënteerd. Op de kruising (viering) van langsschip en dwarsschip werd vaak een toren of koepel geplaatst. Het koor mondde uit in een halfronde absis. Het westen, waar de zon ondergaat, moest een stevig bolwerk zijn om duistere demonen tegen te houden. Men flankeerde vaak de westgevel met 2 torens die de namen droegen van de aartsengelen Michaël en Gabriël. In Noordwest-Spanje (Asturië) verrees de mozarabische stijl als mengvorm met vroeg-romaanse en Moorse elementen. Deze kerken waren aan de buitenkant sober, maar hadden een fraai interieur met veel oosterse kenmerken. Het belangrijkste Mozarabische stijl-kenmerk is de hoefijzerboog. De Moorse hoefijzerboog ontstond daar Arabische bouwmeesters aanvankelijk de rondboog en het kapiteel als één ding behandelden.
Vroeg-romaanse stijl of Lombardische stijl Rond 950 verschijnen in Noord-Italië, gevolgd door Catalonië en het noordoosten van Aragón, vernieuwde constructies, gemetseld met natuursteenblokken die langs de buitenzijde min of meer rechthoekig gekapt zijn (zoals bakstenen) en kalkmortel. Catalonië had een sterke zeemacht en had goede contacten met Noord-Italië (Lombardije) . In het begin van de 11e eeuw verspreidde de Lombardische stijl zich in nog geen 25 jaar in een groot deel van Catalonië en een groot deel van het toenmalige Aragón (het huidige Ribagorza en Sorbrarbe). De gewone muren werden door plaatselijke metselaars gebouwd, terwijl de nieuwe technieken door werkploegen van steenkappers en bouwmeesters uit Lombardije werden uitgevoerd. Deze eenvoudige kerken zouden spoedig de complexere mozarabische verdringen.
Kenmerkend zijn eenvoudige buitendecoraties in het metselwerk: lisenen (muurdammen - Fr.: bandes lombardes) en blinde rondboogfriezen. Andere typische kenmerken: In de omgeving van de vakantiewoningen worden enkele bouwwerken in deze stijl onderscheiden: het klooster van Obarra (ca. 50 km), de torens van Fantova en Abizanda.
Het koninkrijk Aragón (824-1516) Omstreeks 824 ontstond rond de stad Jaca het graafschap Aragón. Aanvankelijk was het ondergeschikt aan het Koninkrijk Navarra, maar in 1035 werd het onafhankelijk met als eerste koning Ramiro I. Tijdens de Reconquista (de ganse periode van de herovering van het Spaanse schiereiland op de Mohammedanen) breidde het koninkrijk Aragón zich voortdurend zuidwaarts uit. In 1118 werd Zaragoza heroverd werd het de hoofdstad van Aragón. In de daaropvolgende eeuwen wisten de koningen van Aragón door verovering of huwelijken een groot deel van Oost-Spanje en het Middelandse Zeegebied onder hun beheer te krijgen, waaronder Valencia, Catalonië, Corsica en Sicilië. Spaanse Romaanse stijl De periode rond de reconquista was een zeer woelige periode. In de loop van de 11e eeuw schieten de Romaanse bouwwerken als paddestoelen uit de grond in de Christelijke en veroverde gebieden. Hier gaat het om kastelen, kathedralen, kerken, kloosters en kapellen. Er is haast geen enkel dorp waar geen Romaans bouwwerk te vinden is. In Spanje zouden rijke en plechtige kerken, die in andere centra van Europa de immense macht van de kerk en de feodale adel symboliseerden, niet veel worden gebouwd. Hier triomfeerde meer de kleinere parochiale kerk ten dienste van kleine gemeenschappen. De verspreiding gebeurde in de eerste plaats langs de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela (de Jacobijnse route). Jaca, de hoofdstad van het nieuwe koninkrijk Aragón, was een strategische plaats langs deze route. De bedevaarders kwamen vanuit Frankrijk door de Pyreneeën via Somport, nabij Candanchú (waar nu een ski-oord is). Rond 1050 werd in Jaca de eerste romaanse Kathedraal van Spanje gebouwd, die als basisvoorbeeld zou dienen voor veel romaanse bouwwerken. Het romaanse beeldhouwwerk De romaanse beeldhouwkunst diende in de eerste plaats om de ongeletterde gelovigen te onderrichten. Het godsbeeld van 1000 jaar geleden is streng en vreesaanjagend. Realistische voorstelling van mens en dier is van geen belang, expressie is de hoofdzaak. Mensen hebben ronde koppen, een hoog voorhoofd, ronde ogen, korte armen, een kort bovenlichaam, enz. ... Deugden en ondeugden werden door gefantaseerde of bestaande beesten voorgesteld (diersymboliek): draken, griffioenen, demonen, beren, slangen, ... . Bijvoorbeeld: de centaur (leeuw met mensenkop) was onbetrouwbaar, vanwege de dubbele natuur (half mens, half dier), maar symboleerde ook kracht en waakzaamheid. Het beeldhouwwerk is veelal in reliëf en is te zien op de kapitelen van de zuilen en in het timpaan van het kerkportaal. Het kerkportaal kreeg een volledige omlijsting, in de dikke wand uitgespaard. In de dagkanten werden zuilen ingewerkt. De zuilen werden geleidelijk behandeld als beeldhouwwerk (zuilbeelden). Elk tympaan beeldt één thema uit, vaak elementen uit het oude testament verweven met elementen van het nieuwe testament als het laatste oordeel, hemelvaart of pinksteren.
|
Ontdek het typisch Romaanse kerkje van San Román de Castro via een prachtige wandeling! De naam 'Román' dateert uit de Romeinse tijd. Het enige dat men erover weet is, dat het de naam van een Romeins soldaat was onder het bevel van Keizer Valeriano. Op een drietal km van de vakantiehuizen ligt het Romaanse kerkje van Castro, gewijd aan San Román. Rond de plaats waar nu enkel nog het kerkje staat, was eertijds het Middeleeuws vestingsplaatsje Castro gelegen. Het lag strategisch op de heuveltop als hoogste uitkijkpunt op de kloof van Olvena en had bijgevolg een defensief karakter. Nog steeds biedt de wandeling er naartoe een prachtig panorama over de kloof en het stuwmeer van Barasona. Na de reconquista bouwden de eerste koningen van Aragón er een kasteel en richtten er een heerlijkheid op. In de 12e eeuw stichtte Don Jaime I er de baronie van Castro. Het kerkje werd gebouwd eind de 12e, begin de 13e eeuw. Er woonden nog mensen tot het 2e decennium van de twintigste eeuw. Vanuit La Puebla de Castro organiseert men rond Pasen jaarlijks nog een processie naar San Román. Net als veel romaanse kerkjes in deze streek is het bouwwerk op het eerste zicht tamelijk eenvoudig in vroeg-romaanse, Lombardische stijl. Deze voor toen geavanceerde bouwtechniek getuigt van de macht van het huis van Castro. UITZONDERLIJKE ALJARFE. De kerk bestaat uit een hoofdbeuk die eindigt in een halfronde absis. De ingangsdeur is, zoals steeds, westelijk gericht. Het is een aan de buitenzijde volledig natuurstenen bouwsel. Bedenk dat ook 1000 jaar geleden het gebouw water- en winddicht en duurzaam moest zijn. Er waren geen materialen als staal, beton, dakpannen, siliconen noch materieel als slijpschijven, betonmolens, verharde kapbeitels, enz. ... en ook het transport was niet vanzelfsprekend. Het kerkje is ideaal om onze gedachtengang een millenium achteruit te draaien. De muren zijn ongeveer 1 m dik en bestaan aan de buitenzijden uit gekapte min of meer rechthoekige natuursteenblokken. Het midden van de dikke muren is opgevuld met ongekapte stenen en mortelbrei. De buitenstenen moesten eerst gehouwen en daarna vermetseld worden. Hierdoor ontstonden voor het eerst gespecialiseerde vaklui als steenhouwers en bouwmeesters. Omwille van het transportprobleem werden de stenen zoveel mogelijk ter plaatse gehouwen. Tussen de gekapte blokken zitten kleine mortelvoegen die de krachten beter overbrengen. De houten balken voor het maken van een stelling werden ingemetseld en daarna terug verwijderd. Zo bleven overal in de muren gaten achter. De mortel was een kalkmortel, wat betekent dat men fijn steengruis (zand) mengde met gebrande of ongebluste kalk. De kalk werd gewonnen uit kalksteen, die men ter plaatse in de grond (kalkoven) brandde op een temperatuur van ca. 800°C met hout. Met water vermengd werd de kalk terug hard. De basisconstructie voor het overspannen van muuropeningen was de rondboog. Ze werd op een houten formeel opgebouwd met wigvormige stenen zodat de voegen tussen de stenen gelijk zijn. Onder het bovenliggend gewicht willen de stenen zakken, maar worden door elkaar opgeschoord en brengen theoretisch de druk loodrecht naar de steunmuren over. Daar de wigvormige stenen onregelmatige contactvlakken hebben, is er in werkelijkheid ter hoogte van de steunmuren ook een redelijke zijdelingse kracht aanwezig (zie gele pijl hierna). Een in de lengte verlengde rondboog noemt men een tongewelf die een gigantisch gewicht heeft en steunt op de dikke muren. Bij een tongewelf is deze zijdelingse kracht aanwezig over de ganse lengte van het schip. Om weerstand te bieden aan de zijdelingse krachten van het tongewelf diende men de zijmuren met steunberen te verzwaren. De steunberen startten doorgaans ter hoogte van de aanzet van de gewelven. Muuropeningen verzwakken de dikke muren en beperken de mogelijkheid om de zijkrachten van de tongewelven op te vangen. Er worden daarom geen muuropeningen gemaakt hoog in de hoofdbeuk en het aantal en de grootte worden beperkt. Vaak gelijken de raamopeningen eerder op schietgaten dan op vensteropeningen. Omwille hiervan zijn romaanse kerken langsbinnen duister.
|