COURANTE FAUNA IN DE SPAANSE PYRENEEËN |
||
Courante bewoners in de Centrale Pyreneeën. Acheter un appartement en Espagne is één en al natuur en omwille van het Immobilier espagne is één en al natuur en omwille van het Aragón is één en al natuur en omwille van het klimaat en de grote verscheidenheid aan leefgebieden (bergen, vlakten, ...) is de planten- en dierenwereld hier zeer gevarieerd (zie ook klimaatgordels). Tot bijna de helft van alle planten- en dierensoorten van gans Europa zijn hier te vinden. Een groot aantal soorten zijn endemisch (ze komen hier enkel voor), zoals de Pyreneese gems en de zeer zeldzame Spaanse steenbok. Van veel soorten bevindt zich hier de grootste populatie van Europa, zoals de indrukwekkende lammergier (zie gieren in de Spaanse Pyreneeën), de alpensneeuwhoen, de hermelijn, de bonte specht, ... De marmot (Lat.: Marmota marmota, sp.: marmota) Marmotten zijn knaagdieren verwant aan de eekhoorns die zich voeden met gras, wortels en andere plantendelen. Tijdens de ijstijd leefden in de Pyreneeën marmotten, die daarna zijn uitgestorven. Na een lange afwezigheid heeft men rond 1940 in de Franse Pyreneeën opnieuw marmotten losgelaten, die afkomstig waren uit de Alpen. Tegenwoordig zijn ze reeds alom aanwezig, ook in de Spaanse Pyreneeën. Marmotten leven meestal in kolonies in hooggelegen bergweiden met veel gras en rotsblokken waar ze, zelfs in soms harde grond, holen graven. Ze zijn zo'n 60 cm lang en wegen 4 tot 6 kg waarbij de mannetjes iets zwaarlijviger zijn dan de wijfjes. Ze maken verschillende geluiden waarvan de alarmkreet het bekendst is. Om te weerstaan aan het gure winterweer hebben ze een dikke pels, kleine oortjes en korte poten. Voor het gebrek aan voedsel in deze periode houden ze een langdurige winterslaap. In de Pyreneeën duurt de winterslaap ca. 4 maanden; in de alpen zo'n 6 maanden. Om te overwinteren wikkelen ze zich in een laagje gras. Tijdens de winterslaap zakt de lichaamstemperatuur tot tussen 3 en 9°C, zakt de hartslag naar 5 à 10 slagen/minuut en zakt de ademhaling naar 1 tot 2 cycli per minuut. De marmot verliest in deze periode 40% van zijn lichaamsgewicht. Het wild zwijn is in de ganse Pyreneeën aanwezig. Hij bereikt een hoogte van 90 cm, wordt 150 cm lang en kan tot 200 kg wegen. Het is een discreet en ondeugend dier dat doorgaans 's nachts op pad gaat, zonder twijfel omdat er intens op gejaagd wordt. Toch loopt het geen gevaar om te verdwijnen. Het is een alleseter (wortels, champignons, vruchten, pieren, kadavers ...), die ongelukkig genoeg voor de landbouwers, ook tarwe, mais, aardappelen en andere gewassen vreet. Met zijn snuit en hoeven woelt hij de grond om. Hij brengt de dag door in het dichtst begroeide kreupelhout en de steilste zones van het bos, dichtbij plaatsen met water of meren waarin hij graag woelt. De auerhaan (sp.: urogallo). De zwarte den is de hoogst groeiende boomsoort. Hij biedt kost en inwonen aan de auerhaan. |
De bergen en vooral het hoogtegebergte stellen zware voorwaarden aan het leven. Gure winters met ijskoude temperaturen, harde winden en voedselschaarste, maar ook in andere perioden minder zuurstof en een zwaar terrein dat veel krachten vergt. Dieren die hier leven zijn op allerlei manieren aangepast aan dit harde leven. Boven de boomgrens liggen de bergweiden met 's zomers volop grassen en planten, in die periode druk bezocht door gemzen. De bruine beer en het everzwijn eten zich vet voor de winter. Onder hun vacht ontstaat een dikke vetlaag (wintervoorraad). De marmot houdt een winterslaap. Voor een betere zuurstofopname beschikken zoogdieren in het hooggebergte over extra rode bloedlichaampjes, grotere longen en een groter hart dan gelijkaardige dieren in gewone omstandigheden. Rode wouw (Lat.: Milvus milvus, sp.: milano real). De 'rode wouw' is een roofvogel die veelvuldig te zien is in de uitlopers van de Spaanse Pyreneeën, vooral in uitgestrekte open gebieden met lage vegetatie. Ze bouwen hun nest steeds in bomen en concurreren hiervoor hevig met hun bloedverwant de zwarte wouw (sp.: milano negro), die volledig donker gekleurd is. 's Winters zijn er opvallend meer exemplaren te zien van exemplaren uit het noorden die hier komen overwinteren. De rode wouw is een goede 60 cm lang en heeft een spanwijdte van 150 à 160 cm. Hij is gemakkelijk herkenbaar aan zijn diep gevorkte staart en aan zijn vlucht die bijna steeds in wijde kringen gebeurt. De rode wouw is zowel jager als aaseter. Hij jaagt op kleine zoogdieren als konijnen en ratten, jonge vogels, hagedissen, insecten, enz... . De Pyreneese gems (Rupicapra rupicapra; sp.: sarrio, rebeco, gamuza). Gemzen behoren tot de familie van de antilopen en lijken sterk op geiten. Een volwassen gems is ca. 110 cm lang, 70 cm hoog en weegt rond de 35 kg. Zowel het mannetje als het wijfje hebben verticale hoornen die naar achter zijn gebogen. 's Zomers is de vacht bruingrijs met een zwarte lijn die de rug doorloopt. 's Winters is de vacht donkerder, tenzij aan kop en buik. Gemzen zijn schuwe dieren die bij de minste argwaan vluchten. Toch zijn ze vaak goed te zien omdat ze, vooral 's zomers in open bergweiden leven. Ze kunnen zich met behendige sprongen snel uit de voeten maken, en kunnen gemakkelijk klauteren en rennen over puinhellingen, sneeuwvelden en zelfs op zeer steile hellingen. De hoeven hebben scherpe kanten die zorgen voor een goede hechting aan rotsen. Om in de lichte sneeuw niet weg te zakken spreiden ze hun tenen, waartussen tevens een klein membraam zit. Gemzen jongen in de lente, maar veel jongen overleven de harde winter niet. Na de dooi dienen ze als voedsel voor vossen of gieren, de beenderen voor de lammergier.
Alpensneeuwhoen - boven: winterplunje; onder: wijfje - (Sp.: Perdiz nival) Leeft tussen 2000 en 3000 m hoogte. Bij storm of sneeuw graven ze zich in de sneeuw in zoals bij een iglo. |